9 Hij dan verbrandde het huis van Jehovah+ en het huis van de koning+ en alle huizen van Jeru̱zalem;+ en het huis van ieder groot man* verbrandde hij met vuur.+
10 Want de versterkte stad zal eenzaam zijn, de weidegrond aan zichzelf overgelaten en verlaten als een wildernis.+ Daar zal het kalf weiden, en daar zal het zich neerleggen; en hij zal werkelijk haar grote takken verteren.+