11 Als een herder zal hij zijn eigen kudde weiden.+ Met zijn arm zal hij de lammeren bijeenbrengen,+ en aan zijn boezem zal hij [ze] dragen.+ De zogenden zal hij [met zorg] leiden.+
17 Vandaar dat hij in alle opzichten aan zijn „broeders” gelijk moest worden,+ opdat hij een barmhartig en getrouw hogepriester* zou worden in de dingen die God betreffen,+ om een zoenoffer+ te brengen* voor de zonden van het volk.+