30 Ik kan niets uit mijzelf* doen; gelijk ik hoor, oordeel ik; en het oordeel dat ik vel, is rechtvaardig,+ want ik zoek niet mijn eigen wil, maar de wil+ van hem die mij heeft gezonden.
11 En ik zag de hemel geopend, en zie! een wit paard.+ En degene die erop zat, wordt Getrouw+ en Waarachtig+ genoemd,* en hij oordeelt en voert oorlog in rechtvaardigheid.+