23 Vertelt de dingen die later zullen komen, opdat wij weten dat GIJ goden zijt.*+ Ja, GIJ behoort goed of kwaad te doen, opdat wij kunnen rondblikken en [het] tevens zien.+
19 Ziet! Ik doe iets nieuws.+ Nu zal het uitspruiten. Zult gijlieden het niet weten?+ Werkelijk, door de wildernis zal ik een weg leggen,+ door de woestijn rivieren.+
21 Want nooit werd profetie door de wil van een mens voortgebracht,+ maar mensen hebben van Godswege gesproken+ zoals zij door heilige geest werden meegevoerd.+