4 Vervolgens nam hij [het goud*] uit hun handen aan, en hij vormde het+ met een graveerijzer en maakte er toen een gegoten beeld van een kalf+ van. Nu zeiden zij:* „Dit is uw God,* o I̱sraël, die u uit het land Egy̱pte heeft opgevoerd.”+
17 Maar het overige ervan maakt hij warempel tot een gód, tot zijn gesneden beeld. Hij werpt zich ervoor neer en buigt zich en bidt tot het [beeld] en zegt: „Bevrijd mij, want gij zijt mijn god.”+