33 Een volk dat gij niet hebt gekend, zal de vrucht van uw bodem en uw hele opbrengst eten;+ en gij moet iemand worden die te allen tijde alleen maar te kort gedaan en verbrijzeld wordt.+
7 UW land is een woestenij,+UW steden zijn met vuur verbrand;+UW grond — vlak voor UW ogen wordt die door vreemden+ verteerd,+ en de woestenij is als een omkering door vreemden.+
17 I̱sraël is een her en der gedreven schaap.+ Ja, leeuwen hebben [hem] verjaagd.+ In het eerste geval heeft de koning van Assy̱rië hem verslonden,+ en in dit laatste geval heeft Nebukadre̱zar, de koning van Ba̱bylon, zijn beenderen afgeknaagd.+