18 „Komt nu, en laten wij de zaken rechtzetten tussen ons”, zegt Jehovah.+ „Al zouden UW zonden als scharlaken* blijken te zijn, ze zullen zo wit worden gemaakt als sneeuw;+ al zouden ze rood zijn als karmozijnen stof, ze zullen zelfs als wol worden.
8 En ik wil hen reinigen van al hun dwaling waarmee zij tegen mij gezondigd hebben,+ en ik wil al hun dwalingen waarmee zij tegen mij gezondigd hebben en waarmee zij tegen mij overtreden hebben, vergeven.+