6 Nu ging Jehovah aan zijn aangezicht voorbij en riep: „Jehovah, Jehovah, een God* barmhartig+ en goedgunstig,+ langzaam tot toorn+ en overvloedig in liefderijke goedheid*+ en waarheid,*+
13 En hij bleef tot Hem bidden, zodat Hij zich door hem liet verbidden+ en zijn verzoek om gunst hoorde en hem te Jeru̱zalem in zijn koningschap herstelde;+ en Mana̱sse kwam te weten dat Jehovah de [ware] God is.+