4 En hij zal stellig rechtspreken onder de natiën+ en de zaken rechtzetten+ met betrekking tot vele volken.+ En zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen moeten smeden en hun speren tot snoeimessen.+ Natie zal tegen natie geen zwaard opheffen, ook zullen zij de oorlog niet meer leren.+
9 Men zal generlei kwaad doen+ noch enig verderf stichten op heel mijn heilige berg;+ want de aarde* zal stellig vervuld zijn van de kennis van Jehovah, zoals de wateren ook de zee* bedekken.+
14 Gij zult stevig bevestigd blijken te zijn in louter rechtvaardigheid.+ Gij zult verre zijn* van onderdrukking+ — want gij zult niemand vrezen — en van iets schrikaanjagends, want het zal niet tot u genaken.+
8 En ik wil mij als een voorpost voor mijn huis legeren,+ zodat er niemand zal zijn die doortrekt en niemand die terugkeert; en er zal geen taakoplegger meer door hen heen trekken,+ want nu heb ik [het] met mijn ogen gezien.+