19 O mijn ingewanden, mijn ingewanden! Ik lijd hevige smarten aan de wanden van mijn hart.+ Mijn hart is onstuimig binnen in mij.+ Ik kan niet blijven zwijgen, want hoorngeschal heeft mijn ziel gehoord, het alarmsignaal van oorlog.+
26 O dochter van mijn volk, omgord u met de zak+ en wentel u in de as.+ Maak uw rouw als die over een enige [zoon], de weeklacht van bitterheid;+ want plotseling zal de gewelddadige plunderaar over ons komen.+
9O dat mijn hoofd water ware, en dat mijn ogen een bron van tranen waren!+ Dan kon ik dag en nacht wenen om de verslagenen van de dochter van mijn volk.*+
8 Hierom wil ik weeklagen en jammeren;+ ik wil barrevoets gaan en naakt.+ Ik zal een weeklacht houden als de jakhalzen, en een rouwklacht als wijfjesstruisvogels.*