5 A̱skelon zal [het] zien en bevreesd worden; en wat Ga̱za betreft, ook zij zal van zeer hevige pijnen ineenkrimpen; ook E̱kron,+ omdat zij in haar hoopvolle verwachting+ beschaamd zal moeten worden. En een koning zal stellig uit Ga̱za vergaan, en A̱skelon zelf zal niet bewoond worden.+