33 En GIJ moogt het land waarin GIJ zijt,* niet bezoedelen; want bloed, dát bezoedelt het land,+ en voor het land is geen verzoening mogelijk ten aanzien van het bloed dat daarop vergoten is dan door het bloed van hem die het vergoten heeft.+
10 opdat er geen onschuldig bloed+ wordt vergoten in het midden van uw land, dat Jehovah, uw God, u als erfdeel geeft, en er geen bloedschuld* op u hoeft te komen.+