40 En zij zullen stellig hun eigen dwaling belijden+ en de dwaling van hun vaderen, [begaan] in hun ontrouw, toen zij zich ontrouw jegens mij gedroegen, ja, ook toen zij in verzet tegen mij wandelden.+
13 Wee hun,+ want zij zijn van mij weggevlucht!+ Gewelddadige plundering over hen, want zij hebben overtredingen tegen mij begaan! En ikzelf ging ertoe over hen te verlossen,+ maar zíȷ́ hebben leugens gesproken, ja, tegen mij.+