25 [Na hem] was Pa̱lal, de zoon van U̱zai, [bezig met herstellingswerk] tegenover de Steunbeer en de toren die van het Huis van de Koning+ uitsteekt, de hoge die bij het Voorhof van de Wacht+ behoort. Na hem was er Peda̱ja, de zoon van Pa̱ros.+
2 En in die tijd belegerden de strijdkrachten van de koning van Ba̱bylon Jeru̱zalem;+ en wat de profeet Jeremi̱a betreft, hij bevond zich in hechtenis in het Voorhof van de Wacht+ dat in het huis van de koning van Ju̱da is,
28 En Jeremi̱a bleef in het Voorhof van de Wacht+ tot op de dag dat Jeru̱zalem werd ingenomen.+ En het geschiedde juist toen Jeru̱zalem werd ingenomen.+