6 Toen namen zij Jeremi̱a en wierpen hem in de regenput van Malki̱a,+ de zoon van de koning, die in het Voorhof van de Wacht+ was. Zij dan lieten Jeremi̱a met touwen zakken. Nu was er in de regenput geen water, maar slijk; en Jeremi̱a zonk weg in het slijk.+