22 Wat het volk+ betreft dat in het land Ju̱da achtergelaten was, dat Nebukadne̱zar, de koning van Ba̱bylon, achtergelaten had, over hen stelde hij nu Geda̱lja,*+ de zoon van Ahi̱kam,+ de zoon van Sa̱fan,+ aan.
10 En enkelen van het volk, de geringen die helemaal niets hadden, liet Nebuza̱radan, de overste van de lijfwacht, in het land Ju̱da achter,+ en hij gaf hun op die dag vervolgens wijngaarden en [legde hun] gedwongen diensten op.+