8 O gij, de hoop van I̱sraël,*+ zijn Redder+ in tijd van nood,+ waarom wordt gij als een inwonende vreemdeling in het land, en als een reiziger die zijn intrek genomen heeft om te overnachten?+
13 O Jehovah, de hoop van I̱sraël,+ allen die u verlaten, zullen beschaamd worden.+ Zij die afvallig worden van mij+ zullen zelfs in de aarde geschreven worden, omdat zij de bron van levend water, Jehovah, hebben verlaten.+