6 Tegen een afvallige+ natie zal ik hem zenden, en tegen het volk van mijn verbolgenheid zal ik hem bevel geven,+ om veel buit te nemen en om veel roofgoed te nemen* en om het* tot een plaats van vertrapping te maken gelijk het leem der straten.+
28 die van Cy̱rus*+ zegt: ’Hij is mijn herder, en al mijn welbehagen zal hij volledig ten uitvoer brengen’;+ zelfs door [mijnerzijds] van Jeru̱zalem te zeggen:* ’Ze zal herbouwd worden’,* en van de tempel: ’Gij zult gegrondvest worden.’”+