4 Nu zeiden zij: „Komaan! Laten wij een stad voor ons bouwen en ook een toren* waarvan de top tot in de hemel reikt,+ en laten wij ons een beroemde naam maken,*+ opdat wij niet over de gehele oppervlakte der aarde worden verstrooid.”+
13 Wat u betreft, gij hebt in uw hart gezegd: ’Ten hemel zal ik opstijgen.+ Boven de sterren+ Gods* zal ik mijn troon verheffen,+ en ik zal mij neerzetten op de berg der samenkomst,+ in de meest afgelegen streken van het noorden.+