19 groot in raad+ en overvloedig in daden,+ gij, wiens ogen geopend zijn over al de wegen van de mensenzonen,*+ om aan elkeen te geven naar zijn wegen en naar de vrucht van zijn handelingen;+
13 En geen schepping is voor zijn ogen niet openbaar,+ maar alle dingen liggen naakt en openlijk tentoongesteld voor de ogen van hem aan wie wij rekenschap hebben af te leggen.+