8 En gelijk de slechte vijgen, die niet te eten zijn van slechtheid,+ ja, dit heeft Jehovah gezegd: „Zo zal ik Zedeki̱a,+ de koning van Ju̱da, maken en zijn vorsten en het overblijfsel van Jeru̱zalem dat overblijft in dit land+ en zij die in het land Egy̱pte wonen+ —