10 Want zelfs de sterren des hemels en zijn sterrenbeelden van Ke̱sil*+ zullen hun licht niet laten stralen; de zon zal werkelijk duister worden wanneer ze te voorschijn komt, en de maan zelf zal haar licht niet laten schijnen.
9 ’En het moet op die dag geschieden,’ is de uitspraak van de Soevereine Heer Jehovah, ’dat ik de zon wil laten ondergaan op de volle middag,+ en ik zal stellig duisternis voor het land teweegbrengen op klaarlichte dag.
29 Onmiddellijk na de verdrukking van die dagen zal de zon worden verduisterd,+ en de maan+ zal haar licht niet geven, en de sterren zullen van de hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen worden geschokt.+
12 En ik zag, toen hij het zesde zegel opende, en er geschiedde een grote aardbeving; en de zon werd zwart als een haren zak,+ en de gehele maan werd als bloed,+