Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • Genesis 25:30
    Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen
    • 30 E̱sau dan zei tot Ja̱kob: „Laat mij alstublieft vlug wat opslokken van dat rode — dat rode* daar, want ik ben moe!” Daarom werd hem de naam E̱dom* gegeven.+ 

  • Genesis 36:1
    Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen
    • 36 En dit is de geschiedenis van E̱sau, dat wil zeggen E̱dom.+

  • Jesaja 34:5
    Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen
    • 5 „Want in de hemel zal mijn zwaard+ stellig worden gedrenkt. Zie! Op E̱dom zal het neerdalen+ en op het volk dat door mij rechtens aan de vernietiging is prijsgegeven.+ 

  • Ezechiël 25:12
    Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen
    • 12 Dit heeft de Soevereine Heer Jehovah gezegd: ’Omdat E̱dom gehandeld heeft door wraak te nemen op het huis van Ju̱da en zij op grote schaal kwaad bleven doen en zich op hen hebben gewroken,+ 

  • Amos 1:11
    Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen
    • 11 Dit heeft Jehovah gezegd: ’Vanwege drie daden van opstandigheid van E̱dom,+ en vanwege vier, zal ik het niet afwenden, omdat hij zijn eigen broeder met het zwaard heeft achtervolgd+ en hij zijn [eigen] hoedanigheden van barmhartigheid heeft verdorven,+ en zijn toorn voor eeuwig blijft verscheuren; en zijn verbolgenheid — hij heeft ze voor altoos bewaard.+ 

  • Obadja 1
    Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen
    • 1 Het visioen van Oba̱dja:

      Dit heeft de Soevereine Heer Jehovah gezegd betreffende E̱dom:+ „Een bericht hebben wij van Jehovah gehoord en een afgezant is onder de natiën gezonden: ’Staat op en laten wij ertegen opstaan ten strijde.’”+

  • Maleachi 1:4
    Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen
    • 4 „Omdat E̱dom* blijft zeggen: ’Wij zijn verpletterd, maar wij zullen terugkeren en [de] verwoeste plaatsen opbouwen’, heeft Jehovah der legerscharen* dit gezegd: ’Zij, van hun kant, zullen bouwen; maar ik, van mijn kant, zal omverhalen.+ En men zal hen stellig „het gebied* der goddeloosheid” noemen en „het volk dat door Jehovah tot onbepaalde tijd openlijk veroordeeld is”.+ 

Nederlandse publicaties (1950-2025)
Afmelden
Inloggen
  • Nederlands
  • Delen
  • Instellingen
  • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
  • Gebruiksvoorwaarden
  • Privacybeleid
  • Privacyinstellingen
  • JW.ORG
  • Inloggen
Delen