3 Jehovah, uw God, ook uw gevangenen* moet terugvoeren+ en u barmhartigheid moet betonen+ en u weer moet bijeenbrengen uit alle volken waarheen Jehovah, uw God, u heeft verstrooid.+
12 En hij zal stellig een signaal* opheffen voor de natiën en de verdrevenen van I̱sraël vergaderen;+ en de verstrooiden* van Ju̱da zal hij bijeenbrengen van de vier uiteinden* der aarde.+
15 maar: „Zo waar Jehovah leeft, die de zonen van I̱sraël heeft opgevoerd uit het land van het noorden en uit al de landen waarheen hij hen had verdreven!”, en ik zal hen stellig terugbrengen naar hun bodem, die ik aan hun voorvaders gegeven heb.’+
3 „En ikzelf zal het overblijfsel van mijn schapen bijeenbrengen uit al de landen waarheen ik ze verdreven had,+ en ik wil ze terugbrengen naar hun weidegrond,+ en ze zullen stellig vruchtbaar zijn en tot velen worden.+
14 En ik wil de gevangenen van mijn volk I̱sraël doen terugkeren,+ en zij zullen werkelijk [de] woest gelegde steden bouwen en [ze] bewonen,+ en wijngaarden planten en de wijn ervan drinken, en tuinen aanleggen en de vrucht ervan eten.’+