5 die zeggen: ’Blijf waar gij zijt. Nader mij niet, want ik zal stellig heiligheid op u overdragen.’*+ Dezen zijn een rook in mijn neusgaten,+ een vuur dat de gehele dag brandt.*+
11 Op die dag zult gij* niet beschaamd staan wegens al uw handelingen waarmee gij tegen mij in overtreding zijt geweest,+ want dan zal ik uit uw midden uw hoogmoedige uitgelatenen verwijderen;+ en gij zult nooit weer hoogmoedig zijn op mijn heilige berg.+