16 Maar zij staken voortdurend de draak+ met de boden van de [ware] God en verachtten zijn woorden+ en dreven de spot+ met zijn profeten, totdat de woede+ van Jehovah zich tegen zijn volk verhief, totdat er geen genezing meer was.+
13 En nu, omdat GIJ al deze werken bleeft doen’, is de uitspraak van Jehovah, ’en ik tot U bleef spreken, vroeg op zijnde en sprekende,+ maar GIJ niet hebt geluisterd,+ en ik U bleef roepen, maar GIJ niet hebt geantwoord,+
19 ten gevolge van het feit dat zij niet naar mijn woorden hebben geluisterd’, is de uitspraak van Jehovah, ’waarmee ik mijn knechten de profeten tot hen heb gezonden, vroeg op zijnde en [hen] zendende.’+
’Maar GIJ hebt niet geluisterd’,+ is de uitspraak van Jehovah.