26 En het gezicht omtrent de avond en de morgen, hetgeen gezegd is, dat is waar.*+ En gij, van uw kant, houd het visioen geheim, want het is nog voor vele dagen.”+
4 Toen nu de zeven donderslagen spraken, stond ik op het punt te schrijven; maar ik hoorde een stem uit de hemel+ zeggen: „Verzegel de dingen*+ die de zeven donderslagen gesproken hebben en schrijf ze niet op.”