2 in die tijd sprak Jehovah door de hand van Jesa̱ja, de zoon van A̱moz,+ en zei: „Ga,+ en gij moet de zak van uw heupen losmaken;+ en uw sandalen dient gij van uw voeten te trekken.”+ Hij dan deed aldus, naakt en barrevoets rondlopend.+
13Dit heeft Jehovah tot mij gezegd: „Ga,* en gij moet u een linnen gordel halen en die om uw heupen doen, maar gij moogt hem niet in enig water laten komen.”