23 In het vijftiende jaar van Ama̱zia, de zoon van Jo̱as, de koning van Ju̱da, werd Jero̱beam,+ de zoon van Jo̱as, de koning van I̱sraël, koning te Sama̱ria, voor eenenveertig jaar.
10 Toen zond Ama̱zia, de priester van Be̱thel,+ [bericht] aan Jero̱beam,+ de koning van I̱sraël, en liet zeggen: „A̱mos heeft een samenzwering tegen u gesmeed, midden in het huis van I̱sraël.+ Het land* kan al zijn woorden niet verdragen.+