29 Het is in de macht van mijn hand ulieden kwaad te doen,+ maar de God van UW vader heeft vannacht tot mij gesproken en gezegd: ’Wacht u ervoor, met Ja̱kob ook maar goed of kwaad te spreken.’+
7 Toen zei zijn vrouw Ize̱bel tot hem: „Oefent gíȷ́ nu het koningschap over I̱sraël uit?+ Sta op, eet brood en laat uw hart vrolijk zijn. Ík zal u de wijngaard van de Jizreëliet Na̱both geven.”+
10 Toen zei Pila̱tus tot hem: „Spreekt gij niet tot mij?+ Weet gij niet dat ik autoriteit heb u vrij te laten en autoriteit heb u aan een paal te hangen?”