Psalmen
Een klaaglied* van Da̱vid dat hij ter ere van Jehovah gezongen heeft betreffende de woorden van de Benjaminiet Kusch.*
7 O Jehovah, mijn God,+ tot u heb ik mijn toevlucht genomen.+
Red mij van allen die mij vervolgen en bevrijd mij,+
2 Opdat niemand mijn ziel* verscheurt zoals een leeuw dat doet,+
[Mij] wegrukkend terwijl er geen bevrijder is.+
3 O Jehovah, mijn God, indien ik dit gedaan heb:+
Indien er enig onrecht aan mijn handen kleeft,+
4 Indien ik degene die mij beloonde, met kwaad vergolden heb,+
Of [indien] ik iemand die zonder succes blijk gaf van vijandschap jegens mij, gewelddadig geplunderd heb,+
5 Laat dan een vijand mijn ziel achtervolgen+
En laat hem mij achterhalen en mijn leven vertreden zelfs tot de aarde toe
En mijn eigen heerlijkheid in het stof doen verblijven. Sela.
6 Sta toch op, o Jehovah, in uw toorn;+
Verhef u bij de uitbarstingen van verbolgenheid van hen die blijk geven van vijandschap jegens mij,+
En ontwaak toch voor mij,*+ [aangezien] gij tot het oordeel bevel gegeven hebt.+
7 Ja, laat de vergadering van nationale groepen* u omringen,
En keer toch tegen haar terug naar omhoog.
8 Jehovah zelf zal het vonnis over de volken vellen.+
Richt mij, o Jehovah, naar mijn rechtvaardigheid+
En naar mijn rechtschapenheid+ in mij.
9 Moge er toch alstublieft een eind komen aan de slechtheid der goddelozen,+
En moogt gij de rechtvaardige bevestigen;+
10 Het schild voor mij is bij God,+ een Redder van de oprechten van hart.+
12 Indien iemand niet zal terugkeren,+ zal hij Zijn zwaard scherpen,+
Zijn boog zal hij stellig spannen,* en hij zal hem gereedmaken [om te schieten].+
13 En voor zichzelf moet hij de werktuigen des doods gereedmaken;+
Zijn pijlen zal hij tot brandende [schichten] maken.+
14 Zie! Er is iemand die zwanger gaat van wat schadelijk is,+
En hij is zwanger geworden van moeite en zal stellig leugen baren.+
15 Een kuil heeft hij gedolven, en hij ging ertoe over die te graven;+
Maar hij zal vallen in het gat [dat] hij is gaan maken.+