18 Maar zo niet, het worde u bekend, o koning, dat wij úw goden* niet dienen, en het gouden beeld dat gij hebt opgericht, zullen wij stellig niet aanbidden.”+
2 Daar begonnen zij hem te beschuldigen+ door te zeggen: „Wij hebben bevonden dat deze man onze natie tot opstand aanspoort+ en verbiedt belastingen aan caesar* te betalen+ en van zichzelf zegt dat hij Christus, een koning, is.”+
7 Geeft* aan allen wat hun toekomt: aan hem die [vraagt om] de belasting, de belasting;+ aan hem die [vraagt om] de schatting, de schatting; aan hem die [vraagt om] vrees, die vrees;+ aan hem die [vraagt om] eer, die eer.+