4 Vervolgens zei hij tot hen: „Is het geoorloofd op de sabbat een goede daad te doen of een slechte daad te doen, een ziel* te redden of te doden?”+ Maar zij bleven zwijgen.
3 Jezus dan nam het woord en sprak tot degenen die goed onderlegd waren in de Wet en tot de Farizeeën, en zei: „Is het geoorloofd op de sabbat te genezen of niet?”+
16 Toen zeiden sommigen der Farizeeën: „Deze mens is niet van God, want hij onderhoudt de sabbat niet.”+ Anderen zeiden: „Hoe kan een mens die een zondaar is, dergelijke tekenen verrichten?”+ Er was dus verdeeldheid+ onder hen.