2 Het volk dat in de duisternis wandelde, heeft een groot licht gezien.+ Wat hen betreft die in het land van diepe schaduw+ woonden — licht heeft op hen geschenen.+
9 om tot de gevangenen*+ te zeggen: ’Komt naar buiten!’,+ tot hen die in de duisternis zijn:+ ’Laat U zien!’+ Aan de wegen zullen zij weiden, en op alle veel betreden paden* zal hun weide zijn.+
9 Daarom is de gerechtigheid ver van ons verwijderd geraakt, en de rechtvaardigheid achterhaalt ons niet. Wij blijven hopen op licht, maar zie! duisternis; op lichtglans, [maar] in voortdurende donkerheid bleven wij wandelen.+
16 het volk dat in duisternis zat,+ heeft een groot licht gezien,+ en over hen die in een landstreek van de schaduw des doods zaten, is licht+ opgegaan.”+
18 om hun ogen te openen,+ om hen van de duisternis+ tot het licht+ en van de autoriteit van Sa̱tan+ tot God te keren, opdat zij vergeving van zonden+ ontvangen en een erfenis+ krijgen onder hen die door [hun] geloof in mij geheiligd+ zijn.’