6 Voorts zei hij: „Ik ben de God van uw vader,* de God van A̱braham, de God van I̱saäk en de God van Ja̱kob.”+ Toen verborg Mo̱zes zijn aangezicht, want hij was bevreesd naar de [ware] God* te kijken.
3 En aan A̱braham,+ I̱saäk+ en Ja̱kob+ ben ik altijd verschenen als God de Almachtige,*+ maar wat mijn naam Jehovah+ betreft,* daarmee heb ik mij niet aan hen bekendgemaakt.*+