2 Gelukkig is de sterfelijke mens* die dit doet,+ en de mensenzoon* die daaraan vasthoudt,+ die de sabbat houdt om hem niet te ontheiligen+ en die zijn hand ervoor behoedt enigerlei kwaad te doen.+
21 Niet een ieder die tot mij zegt: ’Heer, Heer’, zal het koninkrijk der hemelen binnengaan, maar hij die de wil doet+ van mijn Vader, die in de hemelen is.+
25 Wie daarentegen tuurt* in de volmaakte wet,+ die tot de vrijheid behoort, en daarbij blijft, die zal, omdat hij geen vergeetachtig hoorder maar een dader van het werk is geworden,+ gelukkig+ zijn doordat hij [het] doet.