2 Daar begonnen zij hem te beschuldigen+ door te zeggen: „Wij hebben bevonden dat deze man onze natie tot opstand aanspoort+ en verbiedt belastingen aan caesar* te betalen+ en van zichzelf zegt dat hij Christus, een koning, is.”+
7 en Ja̱son heeft hen gastvrij ontvangen. En al deze [mensen] handelen in strijd met de verordeningen+ van caesar* door te zeggen dat er een andere koning is,+ Jezus.”