12 Toen ik bij hen was, waakte ik steeds over hen+ ter wille van uw naam, die gij mij hebt gegeven; en ik heb hen bewaard, en niet één van hen is vernietigd,+ behalve de zoon der vernietiging,+ opdat de schriftplaats vervuld zou worden.+
5 Want indien wij één met hem zijn geworden* in de gelijkheid van zijn dood,+ zullen wij stellig ook [één met hem] zijn [in de gelijkheid] van zijn opstanding;+