20 En nogmaals: „Jehovah* weet dat de overleggingen van de wijzen waardeloos zijn.”+ 

12 Want datgene waarover wij roemen, waarvan ons geweten getuigenis aflegt,+ is dat wij ons met heiligheid en godvruchtige oprechtheid, niet met vleselijke wijsheid,+ maar met Gods onverdiende goedheid, in de wereld hebben gedragen, doch zeer in het bijzonder ten aanzien van U. 

20 O Timo̱theüs, behoed wat u is toevertrouwd+ en keer u af van de holle klanken waardoor wat heilig is geweld wordt aangedaan, en van de tegenstrijdigheden der valselijk zo genoemde „kennis”.+