11 Want aan armen zal het nooit ontbreken in het midden van het land.+ Daarom gebied ik u aldus: ’Gij dient uw hand met mildheid te openen voor uw ellendige en arme broeder* in uw land.’+
5 De vrouw nu die werkelijk weduwe is en behoeftig is achtergelaten,+ heeft haar hoop op God gesteld+ en houdt aan in smekingen en gebeden, nacht en dag.+
27 De vorm van aanbidding* die van het standpunt van onze God en Vader uit bezien rein+ en onbesmet+ is, is deze: voor wezen*+ en weduwen+ zorgen in hun verdrukking+ en zichzelf onbevlekt+ van de wereld bewaren.+