13 Gij moogt uw naaste niet afzetten,+ en gij moogt niet roven.+ Het loon van een loonarbeider dient niet de gehele nacht bij u te blijven tot de morgen.+
6 Bovendien moet een ieder die mondeling+ in het woord wordt onderwezen,* degene die dat mondelinge onderricht geeft,+ in alle goede dingen laten delen.+