13 Als iemand het lichaam van een dode* aanraakt en zich niet reinigt, heeft hij Jehovah’s tabernakel verontreinigd+ en moet hij* uit Israël worden verwijderd.*+ Omdat hij niet met het reinigingswater+ besprenkeld is, blijft hij onrein. Zijn onreinheid blijft op hem.
21 Dit geldt voor hen als een blijvend voorschrift: degene die het reinigingswater spat,+ moet zijn kleren wassen, en degene die het reinigingswater aanraakt, zal tot de avond onrein zijn.