18 Zodra hij op de troon van zijn koninkrijk heeft plaatsgenomen, moet hij voor zichzelf in een boek* een afschrift maken van deze wet, aan de hand van het exemplaar dat door de Levitische priesters wordt bewaard.+
7 En de Levieten Je̱sua, Ba̱ni, Sere̱bja,+ Ja̱min, A̱kkub, Sa̱bbethai, Hodi̱a, Maäse̱ja, Keli̱ta, Aza̱rja, Jo̱zabad,+ Ha̱nan en Pela̱ja legden de wet aan het volk uit,+ terwijl het volk stond.