9 De Israëlieten hielden zich bezig met dingen die volgens Jehovah, hun God, niet goed waren. Ze bouwden offerhoogten in al hun steden,+ van wachttoren tot vestingstad.*
14 Alle hoofden van de priesters en ook het volk maakten zich schuldig aan grote ontrouw. Ze volgden alle afschuwelijke praktijken van de volken, en ze verontreinigden het huis van Jehovah,+ dat hij in Jeruzalem had geheiligd.