2 ‘De volgende wet geldt voor de melaatse op de dag van zijn reiniging, wanneer hij naar de priester gebracht moet worden.+ 3 De priester moet het kamp uit gaan om hem te onderzoeken. Als de melaatse van de melaatsheid genezen is, 4 dan moet de priester hem opdracht geven om voor zijn reiniging twee levende, reine vogels en ook cederhout, scharlakenrood draad en hysop mee te nemen.+

10 Op de achtste dag moet hij twee jonge rammen zonder gebreken meenemen, één ooilam+ van nog geen jaar oud zonder gebreken, drie tiende efa* meelbloem met olie vermengd als graanoffer,+ en één log* olie.+ 11 De priester die hem rein verklaart, moet die persoon samen met de offers vóór Jehovah aanbieden bij de ingang van de tent van samenkomst.

8 Als er melaatsheid* uitbreekt, zorg er dan voor dat je alle instructies van de Levitische priesters nauwkeurig opvolgt.+ Let erop dat je precies doet wat ik ze heb opgedragen.

14 Hij zag ze en zei tegen ze: ‘Ga je aan de priesters laten zien.’+ Terwijl ze onderweg waren, werden ze weer rein.+