Samaritanen
De term sloeg in eerste instantie op de Israëlieten van het noordelijke tienstammenrijk, maar ging later ook de buitenlanders omvatten die daar na de verovering van Samaria in 740 v.Chr. door de Assyriërs heen waren gebracht. In Jezus’ tijd had de naam eerder een religieuze dan een raciale of politieke gevoelswaarde: hij werd meestal gebruikt voor aanhangers van de sekte in de omgeving van het oude Sichem en Samaria. Zij hielden vast aan bepaalde leringen die sterk afweken van het jodendom (Jo 8:48).