Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 1611-1612
  • Voorteken (wonder, wonderteken)

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Voorteken (wonder, wonderteken)
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Vergelijkbare artikelen
  • Voorteken, wonderteken
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Wonderen
    Verklarende woordenlijst
  • Teken
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Teken
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 1611-1612

VOORTEKEN (WONDER, WONDERTEKEN).

Het Nederlandse woord „voorteken” (dat betrekking heeft op iets wat toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden aankondigt) is soms een passende vertaling van het Hebreeuwse woord mō·fethʹ en het Griekse woord teʹras.

Mō·fethʹ houdt meestal de gedachte in van een „wonder” en wordt bijvoorbeeld gebruikt ter aanduiding van de wonderen die door Mozes en Aäron in Egypte werden verricht. Maar in sommige gevallen wordt het woord duidelijk toegepast op een „voorteken” of een „wonder” in de zin van een voorteken, zoals met betrekking tot een profeet of „dromer van een droom” die een teken of wonder (met een toekomstige vervulling) aankondigt om zijn profetie kracht bij te zetten. — Deut. 13:1-3.

Het voorteken (mō·fethʹ) kon een bovennatuurlijke gebeurtenis zijn waardoor goddelijke macht tot uitdrukking kwam, zoals toen het altaar van Jerobeam door God werd vaneengescheurd als een voorteken van de latere, grotere voltrekking van het strafgericht dat God zou brengen over dat altaar en over degenen die daar dienst deden (1 Kon. 13:1-5; vergelijk de vervulling die ongeveer 300 jaar later plaatsvond, opgetekend in 2 Koningen 23:16-20). Het kon ook slechts een ongewone handeling zijn die iemand verrichtte, zoals toen Jesaja naakt en barrevoets rondliep om het onheil aan te kondigen dat de koning van Assyrië over Egypte en Ethiopië zou brengen. — Jes. 20:3-6.

Aangezien een voorteken een teken is dat op toekomstige dingen of omstandigheden wijst, gebruikt de ene schrijver misschien het woord mō·fethʹ („voorteken” of „wonderteken”), terwijl een andere het woord ’ōth („teken”) bezigt om hetzelfde uit te drukken. (Vergelijk 2 Kronieken 32:24 met 2 Koningen 20:8, 9.) Een „teken” kan als leidraad of aanwijzing voor zowel het heden als de toekomst dienen, terwijl een „voorteken” voornamelijk betrekking heeft op de toekomst. Wanneer men zegt dat iets een „teken” is, wordt de nadruk gelegd op de betekenis die het heeft, hetzij voor het heden of voor de toekomst. Spreekt men van een „voorteken”, dan ligt de nadruk op de betekenis die het voor de toekomst heeft.

Toen de apostel Petrus verwees naar Joël 2:30, waar „wondertekenen [of „voortekenen”, meervoud van mō·fethʹ] . . . in de hemel en op de aarde” voorzegd waren, sprak hij overeenkomstig het woordgebruik van de tekst uit Joël in de Griekse Septuaginta over „wonderen [meervoud van teʹras] . . . in de hemel boven en tekenen [meervoud van se·meiʹon] op de aarde” (Hand. 2:14, 19). In de christelijke Griekse Geschriften wordt teʹras steeds in combinatie met se·meiʹon („teken”) gebruikt; daarbij staan beide uitdrukkingen in het meervoud. — Hand. 7:36; 14:3; 15:12; 2 Kor. 12:12.

Het woord teʹras duidt in wezen op elke daad of zaak die verbazing of verwondering wekt en wordt derhalve op passende wijze met „wonderen” vertaald (Matth. 24:24; Joh. 4:48). Waar een duidelijk verband met de toekomst bestaat, is het wonder tegelijk een voorteken. De ’krachtige werken en wonderen en tekenen, welke God door bemiddeling van Jezus deed’ (Hand. 2:22), dienden als geloofsbrieven waaruit bleek dat Jezus Gods ’Gezondene’ was. De wonderbaarlijke genezingen en opstandingen die hij verrichtte, wekten niet alleen verbazing en verwondering; ze waren ook een voorteken van datgene wat hij in de toekomst op grotere schaal zou doen (Joh. 6:54; vergelijk Johannes 1:50, 51; 5:20, 28). Sommige wonderen waren voortekenen van zijn toekomstige activiteit als Gods Hogepriester, die zonden zal vergeven en als Rechter zal optreden (Matth. 9:2-8; Joh. 5:1-24). Andere dienden als bewijs van zijn toekomstige autoriteit en macht waarmee hij tegen Satan en zijn demonen zal optreden en hen in de afgrond zal slingeren (Matth. 12:22-29; Luk. 8:27-33; vergelijk Openbaring 20:1-3). Al deze krachtige werken wezen vooruit naar zijn Messiaanse heerschappij als Gods gezalfde Koning.

Insgelijks werden Jezus’ discipelen, die van zijn leringen en opstanding getuigenis aflegden, door God ondersteund met „zowel tekenen als wonderen en velerlei krachtige werken” (Hebr. 2:3, 4; Hand. 2:43; 5:12). Deze toonden duidelijk aan dat God met de pasopgerichte christelijke gemeente was en vormden er een voorteken van dat hij die gemeente in de toekomst zou gebruiken om zijn wil en voornemen ten uitvoer te brengen. — Vergelijk Johannes 14:12.

Evenals in Israël valse profeten waren opgestaan, zou er uit de voorzegde afval in de christelijke gemeente een „mens der wetteloosheid” voortkomen, wiens tegenwoordigheid door „de werking van Satan met elk krachtig werk en leugenachtige tekenen en wonderen” openbaar zou worden (2 Thess. 2:3-12). Het ter ondersteuning van de afval bewerkte teken zou dus niet zwak of armzalig zijn, maar een manifestatie van Satans macht. Zulke wonderen zouden echter leugenachtige voortekenen zijn, hetzij rechtstreeks misleidend hetzij bedrieglijk, omdat ze tot verkeerde gevolgtrekkingen zouden leiden. Als schijnbare bewijzen van Gods gunst en zegen zouden ze mensen in werkelijkheid zowel van de bron des levens als van het pad des levens afwenden. — Vergelijk 2 Korinthiërs 11:3, 12-15; zie KRACHT, KRACHTIGE WERKEN; TEKEN; WONDEREN.

De Schrift gebruikt het begrip „voorteken” ook als synoniem van een teken waaraan men een voorspellende kracht toekent, een situatie of gebeurtenis die een goede of slechte afloop doet verwachten (Gen. 30:27; Num. 24:1). Gods wet verbood de Israëlieten uitdrukkelijk naar voortekens te zoeken wanneer dit een vorm van waarzeggerij was (Lev. 19:26; Deut. 18:10). Afvalligen, zoals koning Manasse van Juda, zochten echter voortekens (2 Kon. 17:17; 21:6). Daar dit gebruik in de Schrift wordt veroordeeld, maakte de opmerking van de getrouwe Jozef dat hij zich van zijn zilveren beker bediende om voortekens te lezen, kennelijk slechts deel uit van een door hem aangewende list (Gen. 44:5, 15). Hierdoor deed Jozef zich niet kennen als iemand die geloof in Jehovah had, maar als een regeringsfunctionaris van een land waarin valse aanbidding werd beoefend. Hij wilde in geen enkel opzicht laten blijken dat er enig verband tussen hem en zijn broers bestond en hield zijn ware identiteit voor hen verborgen. — Zie WAARZEGGERIJ.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen