Ervaring uit de stad Quebec
Broeder Bilodeau werd gedurende zijn ziekte bijna op dezelfde wijze bezocht als de getrouwe Job. Zijn broeders, zusters, priesters, Franciscaner Vaders, Jezuïeten, nonnen en een van zijn zonen waren bevreesd voor hem. Over het algemeen trachtten zij allen hem in de organisatie van de Duivel terug te brengen. Wij bezochten hem geregeld en heel dikwijls zeide hij: „Iets maakt mij moe”. Hij was te zwak om meer te zeggen. Onder het bed vonden wij een groot afgodsbeeld dat daar was vastgebonden. Wij lieten het hem zien en vernietigden het, waarna hij zei: „Ik ben gelukkig”. Wij moesten dat vele malen doen nadat wij afgodsbeelden onder zijn bed hadden gevonden. Broeder Bilodeau bewaarde zijn onkreukbaarheid tot de dood.
Zijn familieleden zeiden dat de begrafenis goed was, veel beter dan die zij bij iedere andere religie hadden meegemaakt, en dat zij verbaasd waren te horen wat de Bijbel zei over de doden. Een van hen, zijn zoon van Lauzon, zeide dat onze oprechtheid en toewijding voor zijn vader zijn ogen hadden geopend en: „Ik zal mijn ogen graag blijven openen door de Bijbel te bestuderen met de grote hulp van Jehovah’s getuigen die ons in mijn huis zullen bezoeken.”