Vragen van lezers
● Moeten wij uit Gods woorden in Genesis 1:30 (NW): „En aan alle wilde beesten der aarde, alle vliegende schepselen der hemelen en aan al wat op de aarde kruipt waarin leven als een ziel is, heb ik alle groene plantengroei tot voedsel gegeven”, begrijpen dat dit absoluut het denkbeeld uitsluit dat enig dier op dat ogenblik of daarvoor vlees at? En moeten wij op deze basis tot de conclusie komen, dat in de nieuwe wereld alle dieren planteneters zullen zijn? Hoe kunnen wij dan de vleesetende vogels, insekten, reptielen en andere dieren met hun giftanden en moed om te jagen, enzovoorts, verklaren, hetgeen hun blijkbaar bij de schepping is geschonken en waardoor ze bewonderenswaardig voor het eten van vlees zijn toegerust?
De bovenaangehaalde Genesis 1:30 zegt niet dat God de wilde dieren, de vliegende schepselen en al wat op de aarde kruipt „alle groene plantengroei tot voedsel” gaf in aanvulling op het vlees dat zij door middel van de jacht te pakken konden krijgen. Het vers dat hier onmiddellijk aan voorafgaat, vertelt ons dat God tot Adam en Eva zei: „Hier heb ik u gegeven alle zaaddragende plantengroei, die zaad draagt, welke op de oppervlakte van de gehele aarde is en elke boom met zaaddragende boomvrucht. Dat het u als voedsel diene” (Gen. 1:29, NW). Wij begrijpen hier niet uit dat Adam en Eva dieren konden eten die van gras en andere plantengroei leefden, en dat Adam en Eva, door dergelijke dieren zonder hun bloed te eten, indirect plantaardig voedsel nuttigden, daar de dieren om te beginnen plantaardig voedsel aten en Adam en Eva de dieren aten die van een dergelijke plantengroei leefden, om het in vlees om te zetten. Neen! Het is evenwel duidelijk dat God de volmaakte man en vrouw op een vegetarisch dieet stelde, zonder hun zelfs ook maar het idee van zuivelprodukten aan de hand te doen.
Pas na de vloed gaf God te kennen dat Noach en zijn gezin en hun afstammelingen bloedloos vlees konden eten. Dit wijst erop, dat godvrezende mannen zoals Abel, Henoch en Noach en zijn gezin vóór de vloed niet van het vlees van viervoetige dieren en vogels leefden. Waar de goddelozen tot aan de vloed van leefden, weten wij niet. Abel, Henoch en Noach en zijn gezin draaiden er niet omheen en overtraden niet de Edense voedselwet welke God, zoals in Genesis 1:29, 30 staat opgetekend, aan Adam en Eva bekendmaakte.
Natuurlijk zegt de bijbel heel wat over dierkunde, maar de bijbel is geen uitgebreide verhandeling over zoölogische aangelegenheden. Daarom komt een bespreking van details over de lagere dierlijke schepping niet op de eerste plaats. Hij vestigt allereerst de aandacht op Jehovah’s superieure aardse schepsel, de mens, en specialiseert zich daarin. Vandaar dat de feiten over wilde beesten, huisdieren, vliegende schepselen en insekten slechts terloops of in illustraties worden genoemd.
Wanneer de bijbel zelf geen antwoord geeft op deze vagen over schepselen die lager zijn dan de mens, betekent dit daarom niet, dat er geen antwoord op deze vragen bestaat dat in overeenstemming is met de bijbel. Het houdt eenvoudig in, dat wij ons niet geheel door dergelijke vragen in beslag moeten laten nemen. Wij moeten één groot feit in gedachten houden: dat wij mensen en al deze vogels, insekten en andere dieren in een samenstel van dingen leven dat heeft bestaan vanaf het ogenblik dat Jehovah God het eten van dierlijk vlees zonder bloed wettigde voor de mens. Het is dienovereenkomstig niet vreemd dat, indien de mens vierduizend en driehonderd jaar lang dierlijk vlees en insekten heeft gegeten en hij tanden en kiezen bezit die aan het nuttigen van vast voedsel zoals vlees kunnen worden aangepast, ook vogels, insekten en andere dieren leven van vlees van schepselen waar zij op jagen en die zij vangen.
Ten aanzien van de situatie van het voedsel van mens en dier vóór de vloed zouden wij ter illustratie de stand van zaken in Noachs ark kunnen nemen. Noach en zijn gezin moesten op Gods bevel wilde beesten, huisdieren, vliegende schepselen en vogels — twee van elk (manlijk en vrouwelijk) van de onreine soorten en zeven van de reine soorten — in de ark brengen. Bovendien moest Noach elke voedselsoort welke gegeten werd, naar de ark transporteren, ten einde ’voor u en voor hen tot spijze te zijn’ (Gen. 6:19-22). Noach had in de ark geen diepvriesinstallatie of ijskast om speciaal bereid, van vlees vervaardigd voedsel te bewaren. De zeven schapen, zeven stieren en koeien, zeven geiten, twee paarden, twee varkens, enzovoorts, die door Noach in de ark werden gebracht, zouden ternauwernood voldoende vlees hebben verschaft voor de twee leeuwen, twee tijgers en twee van de andere wilde vleesetende beesten van thans om gedurende de vloed in de ark in leven te blijven. Noach kreeg niet het bevel om er in de ark een abattoir op na te houden ten einde de wilde dieren met vlees te kunnen voeden. Ook werd hem niet gezegd enorme hoeveelheden vliegende of kruipende insekten bijeen te brengen om de schepselen die op het ogenblik insekten verslinden, van vers voedsel te voorzien.
Het volgende jaar kwam Noach met hetzelfde aantal wilde beesten, huisdieren, vliegende en kruipende schepselen en vogels uit de ark, als waarmee hij erin ging. Mogelijkerwijs had hij er meer, toen hij de ark uitkwam doordat deze lagere schepselen jongen hadden gekregen. Wel, waarmee voedde al het levende, in de ark opgesloten, zich dan gedurende die twaalf maanmaanden en tien dagen, of dat volledige zonnejaar? Zeker niet met vlees of met elkaar.
Al die schepselen, mens of dier, konden in de ark een heel jaar lang zonder vlees leven. Waarom kon niet elk van die levende schepselen gedurende de 1656 jaar voor de Vloed, of helemaal terug tot de tijd dat God tegenover Adam en Eva in Eden uiteenzette wat hij aardse schepselen als voedsel had gegeven, buiten vlees? En als zij in die eerste 1656 jaar van ’s mensen bestaan op die wijze in leven konden blijven, waarom zouden zij dan niet gedurende de duizendjarige regering van Jezus Christus en daarna tot in eeuwigheid tot die leefwijze kunnen terugkeren en op deze manier blijven leven? Tijdens zijn duizendjarige regering zal Jezus Christus als Koning het beheer voeren over de viervoetige dieren, de vogels, de insekten en vissen en eveneens over het menselijke leven. Hij zal dit dierlijke en menselijke leven in overeenstemming brengen met Gods wil en dit doen in het belang van alle levende schepselen op aarde. Wij dienen daarom niet alleen aan de periode van na de Vloed en de desbetreffende kant van de zaak te denken, terwijl wij de tijd van voor de Vloed buiten beschouwing laten alsof deze zonder betekenis is. Laten wij ten aanzien van dit onderwerp het bijbelse standpunt innemen en ons niet teveel bezighouden met slechts bijkomstige aangelegenheden, want hierdoor zouden wij tijd kunnen verspillen, onze geest en onze vrede des harten kunnen verstoren en mogelijkerwijs kunnen struikelen en in het kamp van de goddeloze evolutionisten terechtkomen.
● Hoe kunnen meisjes zich in deze seksueel krankzinnige wereld tegen verleiding beschermen?
Wanneer een meisje de leeftijd van de puberteit of lichamelijke rijpheid bereikt, is haar lichaam in seksueel opzicht verder ontwikkeld dan haar verstand. Jonge mensen zijn graag bij elkaar, eerst in groepen, later met zijn tweeën. Als zij door hun ouders niet ten aanzien van het geslachtsleven zijn onderricht, bestaat er grote kans dat een jongen en een meisje te intiem met elkaar worden en zich aan gevrij met een intensief lichamelijk contact overgeven. Het kan zijn dat zij dit een tijdlang doen en geen slechte gevolgen opmerken. Er komt echter een ogenblik dat dergelijke handelingen zeer gevaarlijk worden. Waarom? In antwoord op deze vraag willen wij iets vertellen over de aard en het geslachtsleven van de runderfamilie der zoogdieren, zowel wild als tam.
Grote kudden rundvee met manlijke en vrouwelijke dieren, zwerven grazend over de vlakten. Normaal denkt het mannetje of de stier er niet over om het vrouwtje of de koe met geslachtelijke bedoelingen te benaderen. Zou hij dit wel doen, dan zou hem geen hartelijk welkom worden bereid, maar zou hij met de horens van de koe kunnen kennismaken. Hofmakerij met een intensief lichamelijk contact of geslachtelijke omgang tussen de stier en de koe is niet toegestaan, want het wijfje verkeert niet in de lichamelijke toestand om een jong voort te brengen. De stier schijnt dit te begrijpen en blijft uit de buurt. Wanneer het wijfje van dit soort van dieren echter gereed is voor de voortplanting, maakt ze dit kenbaar. Als er geen mannetje in de kudde is, zal ze er ergens anders naar gaan zoeken en ze vindt geen rust totdat ze er een heeft gevonden en door hem is bevrucht. Nu is zij tevreden en het eindresultaat is een kalf. Het is in dit verband interessant om op te merken dat het mannetjesdier ten aanzien van zijn bereidheid tot de paringsdaad niet aan een bepaalde tijd is gebonden.
Als wij mensen de les van deze schepselen accepteren, kunnen wij ten aanzien van het seksuele leven, het doel en de resultaten ervan, iets belangrijks leren.
Wanneer een jong meisje bij het bereiken van haar puberteit in de lichamelijke toestand verkeert om bevrucht en zwanger te worden, worden haar geslachtelijke gevoelens — net als bij een koe — in grote opwinding gebracht. Bij haar omgang met een jongen heeft zij de neiging te denken dat het romantische van de „vriend” dit heerlijke en nieuwe gevoel teweegbrengt, waardoor zij dol verliefd op hem wordt. Als de vriend seksueel geprikkeld raakt en haar dit laat weten en zij daarna haar lichaam aan zijn amoureuze toenaderingspogingen overgeeft, loopt zij kans als gevolg van slechts één enkele seksuele ervaring van dit soort zwanger te worden.
Sommige personen zijn zo dwaas te denken dat zij weten wanneer zij „veilig” seksueel contact met iemand van het andere geslacht kunnen hebben zonder in verwachting te raken, maar dit is een ernstige fout van hun zijde. Zelfs geleerde biologen weten niet precies wanneer een vrouw niet het gevaar loopt zwanger te worden. Dit is het gevolg van bepaalde onregelmatigheden bij sommige vrouwen.
Wanneer het ovum, dat wil zeggen, de eicel waaruit de baby ontstaat, groot genoeg is en zich van de vrouwelijke eierstok door de buis van Fallopio naar de baarmoeder begeeft, blijft het daar een onzekere tijdsperiode welke bij verschillende vrouwen sterk varieert. In die periode vindt er een bevruchting plaats als de eicel een levende manlijke zaadcel ontmoet. Gedurende diezelfde tijd verkeren de seksuele gevoelens van de vrouw in een geprikkelde toestand en is zij gereed voor de seksuele daad die dan een baby tot resultaat kan hebben. Alleen de vrouw bezit het voorrecht kinderen ter wereld te brengen. In feite is dit een van de belangrijkste redenen waarom de vrouw van het menselijke geslacht werd geschapen.
Het gebeurt dat een meisje zwanger wordt door slechts één enkele keer seksuele gemeenschap met een man te hebben. Wat een prijs voor een meisje, een maagd, voor een paar minuten bevrediging van seksuele gevoelens! Wanneer mensen deze gevaarlijke en zondige weg gaan bewandelen, bemerken zij dat het moeilijk is om toekomstige verleidingen te weerstaan. Als een jong ongetrouwd meisje voor de verleiding zwicht, betaalt zij een verschrikkelijke prijs: schaamte, spijt, een geruïneerde reputatie, eindeloze moeilijkheden, terwijl zij tevens nog het gevaar loopt om, wanneer zij een opgedragen lid van de christelijke gemeente is, uit de gemeenschap te worden gesloten. Het is hoog tijd voor meisjes om de samenstelling van hun lichaam en de werking hiervan — speciaal ten aanzien van het seksuele element — te begrijpen. Wanneer een meisje dan verstandig op zichzelf past als het eitje in haar gerijpt is en het seksuele opwinding en verlangens teweegbrengt, zal zij te allen tijde als vrouw onberispelijk handelen. Zij zal het vermijden dat haar maagdelijkheid geweld wordt aangedaan en dat zij de schande en de door het geweten gekwelde toestand die hiervan het gevolg is, moet ondergaan. Verstandig zal zij haar jonge leven zo leiden, dat zij ten slotte een reine, gelukkige getrouwde vrouw en een moeder van wettige kinderen wordt, die op weg is naar de nieuwe wereld van rechtvaardigheid, waar men geen seksuele problemen in een seksueel krankzinnige wereld meer zal kennen.