Honing eten uit een dood dier
● Sommige personen hebben zich verbaasd over het bijbelgedeelte in Rechters 14:8, 9, waar over Simson gezegd wordt dat hij honing uit het lichaam van een dode leeuw schraapt. Hoe kan een dode leeuw nu tot een bijenkorf worden? Dit was een vraag die door een lezer van de Melbourne Age (een Australisch nieuwsblad) gesteld werd, en de vraag werd in die krant beantwoord onder het kopje „Dagboek van een natuurkenner”. De schrijver, H. A. Lindsay, zei:
„De enige verklaring die ik kan geven, is dat het er alle schijn van heeft een voldongen feit te zijn. In Palestina was er — en dat is nog steeds zo — een tekort aan holle bomen waarin wilde bijen kolonies kunnen vestigen. Bijgevolg gebruiken ze rotsspleten, nissen in grotten en zelfs gaten in de grond.
Het karkas van ieder dier met een stevige huid wordt, als het niet wordt begraven, in het droge klimaat van deze streek — en vooral in de zomer — weldra tot een skelet omspannen met een droge huid. Bij gebrek aan een betere plek zouden wilde bijen de borstholte als plaats voor een bijenkorf gebruiken.
Dit is geen theorie, daar ik een overeenkomstig geval kan aanhalen. Booborowie, in Zuid-Australië, is een uitgestrekte vlakte zonder bomen, met overal luzernevelden. Deze veevoederplant levert tijdens de zomermaanden een overvloed aan honing.
In 1927 liep ik over een heuvel ten zuiden van de luzernevelden en stuitte toen op het karkas van een paard dat maanden voordien gestorven was. Het was nu een door de zon gedroogde huid, gespannen over een skelet. Wat ik voor een zwerm vleesvliegen hield, bleek een zwerm bijen te zijn. . . . Ik was in staat datgene te doen wat Simson meer dan 3000 jaar geleden gedaan had; ik at wat honing uit een korf die in het karkas van een dood dier genesteld was.” — 21 november 1960, blz. 17.